Psychologisch onderzoek naar COPD ontwikkelt zich positief, volgt de psychosomatische fysiotherapie deze trend?
Onderzoek toont duidelijk aan dat COPD nagenoeg alle facetten van iemands leven aantast. Internationale richtlijnen pleiten ervoor patiëntenvoorlichting nadrukkelijk aandacht te geven en de kwaliteit van leven van COPD patiënten te verbeteren. Toch loopt het psychologisch onderzoek achter ten opzichten van bijvoorbeeld kanker of cardiovasculaire aandoeningen. Deze aandoeningen geven met de term ‘zelfmanagement’ 10x zoveel hits in de Medline dan ‘COPD en zelfmanagement’. In dit overzichtsartikel bespreken de auteurs de geschiedenis van gedragsmatig onderzoek bij COPD en doen suggesties voor de toekomst.
In de literatuur van psychologisch onderzoek naar COPD zijn globaal negen fasen te onderscheiden. Deze fase ziet men feitelijk ook bij andere chronische fysieke aandoeningen.
1. Psychoanalytische kijk
Psychoanalyse zag bepaalde respiratoire symptomen als gevolg van een onbewust intra psychisch conflict. Vooral astma. COPD viel daar een beetje buiten, waarschijnlijk omdat roken een overduidelijke oorzaak was. Een onderzoek uit 1983 toont dat een steungroep onderleiding van een verpleegster meer effectief was op kortademigheid bij 6 maanden follow-up dan psychoanalytische psychotherapie. Psychoanalytische benadering steun te veel op subjectieve oordelen en speculaties en heeft weinig empirisch bewijs gegenereerd. In de 21ste eeuw is er daarom geen plaats voor deze benadering binnen COPD.
2. Psychosomatiek
Deze benadering legde meer nadruk op persoonlijkheidtrekken. Het eerste onderzoeknaar COPD vond in de jaren 60 plaats. In 2005 toont Hynninen in zijn review van 81 studies aan dat COPD patiënten relatief vaak gekenmerkt worden door depressie, angst, persoonlijkheidsstoornissen, paniek, en lage zelfwaarde en dat deze factoren nadelig zijn voor de klachten.
Stress, angst, somberheid, burn-out?
Contact
0621867046
Het is oplosbaar!
3. Neuropsychologie
Vanaf de jaren 80 doen neuropsychologen onderzoek naar cognitieve stoornissen als gevolg van de gebrekkige zuurstof voorziening bij COPD. Onderzoek heeft ondertussen aangetoond dat er bij ernstige COPD patiënten beperkingen zijn in het abstract redeneren, het taalvermogen en het geheugen die lineair samenhangen met de mate van zuurstofgebrek. Chronische zuurstoftherapie kan het cognitieve- en emotionele functioneren verbeteren. De cognitieve beperkingen hebben implicaties voor advies/voorlichting die men de COPD patiënt geeft.
4. Kwaliteit van leven
De ernst van de stoornissen van COPD en de kwaliteiten van leven lopen volledig parallel. Dat betekent dat verbeteringen of verslechteringen in biomedisch opzicht niet geheel correleert met veranderingen in subjectief welzijn. Toch voorspelt ‘kwaliteit van leven’ voor een deel de mortaliteit ook al is ze slechts zwak geassocieerd met longfunctioneren. Tegenwoordig wordt in onderzoek vaak een goede COPD specifieke vragenlijst (St. George’s respiratory questionnaire) in combinatie met een generieke QOL vragenlijst gebruikt, om vergelijking met gezonden of patiënt met een andere ziekte te kunnen maken.
5. Psychisch onderhoudende factoren
Ziektegedrag, en ervaringen als irritatie, piekeren, vergeetachtigheid, of apathie bepalen sterker de lengte van de ziekenhuisopname, de frequentie van heropname en de hoeveelheid medicatie bij ontslag, dan de objectieve ziektematen. Ziektegedrag vormt daarom een kansrijk aangrijpingspunt om de duur en de frequentie van ziekenhuisopnames te verminderen.
6. Patiënten educatie
Kennistoename over de ziekte garandeert niet dat het ziektegedrag of zelfmanagement verbetert. Zes sessies van 2 uur voorlichting over anatomie, pathologie, uithoudingsvermogen, medicatie, voeding, vochtinname, en enkele basis zelfmanagement vaardigheden verbetert lichtjes de ziekteperceptie, maar geeft geen verbetering in fysiek-, mentaal- of sociaal functioneren. Soortgelijke bevindingen ziet men ook in ander onderzoek. Een actieve educatieve strategie is waarschijnlijk zinvoller.
7. Coping met de ziekte en ziekte cognities
COPD-patiënten gaan zeer verschillend om met hun ziekte. Deze coping wordt zowel met generieke- als COPD specifieke copingvragenlijsten onderzocht. Dat coping in belangrijke mate samenhangt met de ziekte cognities van de patiënt is al bij veel ziekten aangetoond, ook bij COPD. Met de studie van coping en ziektecognities werd er niet alleen meer gekeken naar puur gedragsmatige aspecten maar werden ook meer persoonlijke perspectieven onderzocht. Deze persoonlijk insteek past mooi bij de volgende fase in de geschiedenis van het psychologisch onderzoek naar COPD.
8. Zelfmanagement
Zelfmanagement van een ziekte gaat over het omgaan met symptomen, behandeling, fysieke- en psychosociale gevolgen van de ziekte, en veranderingen in leefstijl die inherent zijn aan de ziekte. Het gaat in essentie om het monitoren van essentiële aspecten van de ziekte en het ziek zijn, en daar dan adequaat op reageren (cognitief, gedragsmatig en emotioneel). Bij deze benadering wordt de patiënt actief betrokken en worden hem de vaardigheden aangeleerd om zijn ziekte zelf beter te managen. Voor deze benadering is ondertussen voldoende bewijs voor effectiviteit bij COPD: de gezondheidsstatus neemt bijvoorbeeld toe en de frequentie en duur van de opnames worden minder. Zie ook het positieve oordeel van een recente Cochrane review: Effing T, Monninkhof E, van der Valk P, van der Palen J, van Herwaarden C, Partridge M, et al. Self-management education for patients with chronic obstructive pulmonary disease. Cochrane Database Syst Rev 2007 Oct 17;(4): CD002990.
De ingrediënten van dergelijke programma’s zijn o.a.:
- gezondheidsbevorderende activiteiten,
- communiceren met zorgverleners,
- therapietrouw,
- emotionele toestand monitoren,
- ziekte management beslissingen leren nemen,
- zelfwaarde en sociale steun behouden.
Het gaat feitelijk om een mix van kennis, inzicht, toepassing en attitude en dat toegespitst op een aantal relevante deelgebieden van het ziek zijn (activiteiten, emoties, sociale rollen, etc).
Een cognitief-gedragsmatige benadering past bij het bevorderen van zelfmanagement. Daarbij worden de disfunctionele cognities, emoties en gedragingen van de COPD patiënt achterhaalt en in samenwerking omgebogen.
8. Collaboratieve zorg
Collaborative zorg is wat breder dan de bovenbeschreven zelfmanagement benadering. Niet alleen het bevorderen van het zelfmanagement van de patiënt staat centraal, maar bijvoorbeeld ook motivatie, zelfvertrouwen en het opzetten of onderhouden van een faciliterende sociale omgeving (partner, werk, medisch zorg). De inzet van dit gehele systeem is wederom gericht op het monitoren en reageren op veranderingen in fysieke symptomen, en het emotionele en gedragsmatige functioneren. De eerste systematische onderzoeken verschijnen en tonen een gunstig effect aan wat betreft ziekenhuisopnames en kwaliteit van leven (Niesink, e.a., 2007).
Opmerkingen samenvatter
Psychosomatische fysiotherapeuten zijn doorgaans relatief sterk gericht op het verminderen van stress, angst en somatisatie. Vaak betreft het dan chronische pijnpatiënten en patiënten met paniekstoornis. Helaas is dat een sterk beperkt scope die het potentieel van de psychosomatische fysiotherapie afremt.
Het bevorderen van zelfmanagement van chronisch zieken, en actieve participatie in het zorgnetwerk van de patiënt kan binnen de psychosomatische fysiotherapie verder (op patiënten niveau) uitgewerkt worden. Belangrijk daarbij is het ontwikkelen van ziektespecifieke zelfmanagement programma’s, bijvoorbeeld modulair, zodat ze afhankelijk van de behoeft van de patiënt (en de al aanwezige begeleiding) ingezet kunnen worden. Het ontwikkelen van een ziektespecifiek programma is erg belangrijk omdat daarmee een te algemeen pad van zelfmanagement voorkomen wordt. Immers, chronische pijnpatiënten, hartpatiënten en COPD patiënten kunnen allen catastroferen, echter de inhoud van dit catastroferen en het reageren daarop is elke keer net even anders. Hetzelfde doet zich voor ten aanzien van vermijdingsgedrag.
Mogelijk dat de Nederlandse vereniging voor Fysiotherapie volgens de Psychosomatiek (NFP) en/of de professional master psychosomatische fysiotherapie (Hogeschool Utrecht) deze uitdaging op willen pakken. In de literatuurlijst van de auteurs van dit artikel staat een interessante verwijzig uit 2008. Misschien een goed startpunt voor een nieuwe ontwikkeling: Kaptein AA, Scharloo M, Fischer MJ, Snoei L, Weinman J. Chronic obstructive pulmonary disease (COPD). In: Newman S, Mulligan K, Steed L, editors. Chronic physical illness: selfmanagement and behavioural interventions. London: Routledge.
Kaptein, A. A., Scharloo, M., Fischer, M.J., Snoei, L., Hughes, B.M., Weinman, J., Kaplan, R.M., Rabe, K.F. (2009). “50 Years of psychological research on patients with COPD – Road to ruin or highway to heaven?” Respiratory Medicine 103(9): 3-11.
Artikel delen:
Zin in een leuke en boeiende cursus?
Kijk dan hier voor inspiratie!
" 3000+ tevreden fysiotherapeuten gingen je voor. "
Nieuwsbrief
Elke twee weken 3 samenvattingen voor fysiotherapeuten. Gratis, al 17 jaar. 6000+ fysiotherapeuten gingen je voor.
Database met 1500+ artikelen
Voorjaar 2023
5 dagen. Start 16 oktober 2024. Prijs € 995,-…
3 dagen. Start 14 november 2024. Prijs € 495,-…
3 dagen. Start 31 januari 2025. Prijs € 495,-…
9 dagen. Start 7 januari 2025. Prijs € 1695,-…
5 dagen. Start 11 januari 2025. Prijs € 995,-…
8 dagen. Start 6 februari 2025. Prijs € 1395,-…
3 dagen. Start 12 maart 2025. Prijs € 595,-…
8 dagen. Start 13 maart 2025. Prijs € 1395,-…
3 dagen. Start 22 maart 2025. Prijs € 595,-…