Wat zijn de onderliggende principes van de Bartenieff fundamentals?

Dit is samenvatting en bewerking van een hoofdstuk uit Making Connections van Hackney. Het boek van Hackney geeft een goed overzicht van de werkwijze van Bartenieff. In deze samenvatting worden de twaalf principes door Hackney beschreven die het fundament vormen onder de methode van Bartenieff.
Dit artikel maakt onderdeel uit van een serie:
- Wie was Irmgard Bartenieff?
- Wat is fundamenteel bij bewegen?
- Waarom tijdens fysiotherapie terugkeren naar de fundamentele bewegingspatronen?
- Wat zijn de Bartenieff fundamentals: definitie, doel en essentie?
- Wat zijn de onderliggende principes van de Bartenieff fundamentals?
Wat zijn de principes of fundamentele waarheden die centrale steun aan dit bewegingssysteem geven? Extra aandacht voor deze principes binnen het bewegen kan er voor zorgen dat de patiĆ«nt meer effectief/efficiĆ«nt gaat bewegen. Bovendien kan de patiĆ«nt meer gaan genieten van het bewegen en kan hij/zij meer totaal betrokken en āembodyedā in het bewegen aanwezig zijn.
De 12 principes worden hierna ƩƩn voor ƩƩn toegelicht. Het kan leerzaam voor de fysiotherapeut zijn om de principes, op gezette tijden, te beschrijven in zijn eigen woorden. Bedenk bij elk principe hoe dit je fysiotherapeutische āmovement teachingā zal beĆÆnvloeden als je het principe zou belichamen. Bijvoorbeeld: hoe zal de tennisservice van een specifieke patiĆ«nt veranderen als de relatie met de aarde via grounding wordt bestendigd?
1. Totale lichaamsconnectiviteit
Het hele lichaam is onderling verbonden, alle lichaamsdelen staan in relatie met elkaar. Verandering in ƩƩn deel verandert het geheel. Het erkennen van de relatie tussen de delen van het lichaam geeft de mogelijkheid voor zowel ādifferentiatie van de delenā als āintegratie van het geheelā.
Toelichting: het hele lichaam is dus betrokken bij het bewegen, sommige delen maken de beweging, andere ondersteunen de beweging. Een klein letsel aan de kleine teen bijvoorbeeld tast het bewegingsverloop in het gehele lichaam aan. Het verandert de gehele houding- en beweging constellatie. Als je in een gesloten houding zit kan het naar buiten draaien voor je handpalm al een compleet andere (totale) houdings- en bewegings ervaring geven.
Een probleem in de lage rug of een bewegingsbeperking in de heup kan benaderd worden door het totale connectieve pad vanaf de grond via de benen en de wervelkolom naar het hoofd, en met ondersteuning van het centrum, in het behandelplan op te nemen. Niet als losstaande āstationsā waar achtereenvolgens aan gewerkt moet worden, maar aan simultane integratie van de gehele keten. Een goede vraag is dan: wat is het onderliggende patroon van totale lichaamsconnectiviteit die de bewegingsarticulatie die ik zie kan ondersteunen en helpen organiseren?
2. Ademsteun
Ademen geeft leven en beweging. De ademhaling is een fysiologische steun voor alle levensprocessen, en dus ook voor al het bewegen. Adem vitaliseert.
Toelichting: bewegingen die vanuit de adem ondersteund worden zijn vloeiender en gemakkelijker. Adem staat bij de fundamentals altijd op de eerst plaats:
- De cellulaire- en longademhaling spelen een sleutelrol bij de connectie met het leven op fysiologisch niveau.
- Adem vormt de basis voor vloeiendheid in bewegen (flow effort).
- Adem is een innerlijke āshape changeā ervaring. De ademhaling ondersteunt het continue āgroeien en inkrimpenā en āopenen en sluitenā dat altijd in bewegen aanwezig is.
- Adem biedt de eerste ervaring van āspaceā, in dit geval van innerlijke ruimte.
- Adem speelt ook een sleutelrol in āfrasingā en daarmee bij de functioneel/expressieve inhoud van de communicatie.
3. Grounding
De aarde biedt steun, grond om letterlijk op te bestaan en te bewegen (āLetterlijk bestaansgrondā). Mensen bewegen in relatie tot de aarde en zwaartekracht.
Toelichting: we beseffen het niet altijd, maar bewegen met lichtheid of juist kracht kan alleen betekenis hebben binnen een context van zwaartekracht. Grouding helpt om gewicht geven aan de grond (yielding) om vervolgens ook de opwaartse tegendruk vanuit de aarde te voelen (push) en dit in de bewegingsrichting te benutten. Als je gegrond bent dan heb je een stabiel gevoel van het zelf. Dit āpresentā aanwezig zijn heeft een belichaamde relatie met de grond nodig. Tijdens de training kan de patiĆ«nt opmerkzaam gemaakt worden dat hij in de contactpunten met de onderlaag gewicht kan leggen en tegelijkertijd de ondersteuning van de ondergrond kan voelen en gebruiken voor de beweging. De beweging kan zich dan door het lichaam verplaatsen terwijl het gevoel van āgrounded stabilityā wordt benut. Een zinvolle vraag is āhoe ben ik verbonden met de grondā.
4. Ontwikkelingsprogressie
Basale lichaamsconnecties worden vroeg in het leven neergelegd via een stadium-specifieke ontwikkelingsprogressie. Deze basale connectieve patronen worden binnen de volwassenen geĆÆntegreerd en functioneren als patronen van totale lichaamsconnectiviteit, die vanaf dat moment beschikbaar zijn om ingezet te worden in bewegingsfraseās afgestemd op de context.
Toelichting: elk stadium ondersteunt het volgende stadium, elk stadium is nodig. Als elementaire bewegingspatronen niet worden ontwikkeld kunnen ze ook niet het bewegen fundamenteel ondersteunen. Als volwassene kunnen we ze echter trainen of weer hertrainen. De vroege posturele reflexen, oprichtreacties, en evenwicht respons zetten paden van musculaire sequenties op, die geĆÆntegreerd worden in grote neurologische patronen van totaal lichaamsbewegen. Op deze wijze ondersteunen ze de musculaire coƶrdinatie, āconnectednessā, en een gevoel van basiscomfort en je āthuis voelenā op aarde op belichaamde wijze. Bonnie Bainbridge Cohen heeft het ontwikkelingsproces gedetailleerd beschreven. Hackney heeft in haar eigen werk de ontwikkelingspatronen beperkt tot de basis zes:
- Adem (cellulair en long)
- Centraal-distale connectiviteit (navel-radiation inclusief onderliggende pulsaties)
- Hoofd-staart connectiviteit. (Spinaal, inclusief onderliggen de āmouthingā en pre-spinmaal).
- Boven-onder connectiviteit. (Homoloog)
- Lichaams-helft connectiviteit. (Homolateraal)
- Cross-laterale connectiviteit. (Contralateraal)
De volwassen vormen daarvan zijn patronen van totale lichaamsconnectiviteit.
5. Intentie
Organische connecties worden beĆÆnvloed door intentie. Intentie organiseert het neuromusculaire systeem. Een heldere intentie helpt het lichaam om motorische patronen te vinden om die intentie uit te voeren.
Toelichting: onze innerlijke intentie beĆÆnvloedt hoe we bewegen. De innerlijke attitude hoeft niet altijd bewust te zijn om toch invloed te hebben. Een persoon kan een intentie hebben op elk van de volgende gebieden en doorgaans ook op verschillende gebieden tegelijk.
- Body: een heldere intentie hebben waar je in het lichaam de beweging wilt starten en hoe de bewegingssequentie door het lichaam verloopt. Anatomische beelden kunnen hier helpen evenals gerichte lichamelijke aanwijzing. Een voorbeeld van een gerichte aanwijzing voor de fysiotherapeut: laat de massagestrijking ontstaan vanuit je linker been en leidt die via crosslaterale connectie door je romp, via het laagste punt van je scapula, je rechterarm in naar je hand.
- Effort: het gaat hier om de dynamiek in de beweging. Voorbeelden: een gevoel wordt, al dan niet bewust, geuit of er wordt bijvoorbeeld een dynamisch standpunt ingenomen of juist met lichtheid of dromerig bewogen. Deze effort kan getraind worden via expressie van varianten van dynamiek.
- Shape: de lichaamsvorm inzetten, al dan niet bewust, om bijvoorbeeld de relatie met de omgeving te benadrukken āje groot makenā of gevoelens te uiten.
- Space: bijvoorbeeld een specifieke richting of spatiele pull nastreven āvoorwaarts naar de finishā. Ruimtelijk bewegen binnen een kristallijne vorm zoals bij het ballet, of bewegen binnen je eigen kinesfeer (centraal, perifeer, transvers).
De spatiale intentie organiseert en verheldert de lichaamsconnecties! Ze doet dit door een helder doel en pad voor bewegen te bieden. Het denken en visualiseren van de ruimte helpt spatiele intent te ontwikkelen.
6. Complexiteit
Bewegen heeft meerdere kanten. Er is altijd meer dan ƩƩn ding gaande tijdens een beweging. Elke bewegingsgebeurtenis is een geheel systeem, sterk georkestreerd met de interactieve elementen van body, effort, shape, en space.
Toelichting: het oppakken van systeemperspectief in relatie tot bewegen vraagt oefening. Elk element van body, effort, shape, space kan hier iets over tonen. Er zijn altijd meerdere factoren werkzaam en die beĆÆnvloeden elkaar.
7. Binnen-buiten
(a) innerlijke impulsen worden uitgedrukt in uiterlijke vorm en (b) betrokkenheid op de uiterlijke wereld beĆÆnvloedt de innerlijke ervaring. Kortom: buiten reflecteert binnen en binnen reflecteert buiten. Bewegen is daardoor betekenisvol.
Toelichting: aan het uiterlijk zichtbare bewegen kan dus het innerlijke gezien worden. Dit is voor sommige mensen bedreigend. Laban sprak over āschaduwbewegingenā als zijnde subtiele vaak onbewuste beweging die echter wel veelzeggend zijn over de innerlijke staat. Veel mensen willen niet laten zien wat ze van binnen ervaren en tegelijkertijd willen veel mensen ook niet erkennen dat de buitenwereld mogelijk meer invloed op hun innerlijke gesteldheid heeft dan ze willen toegeven. In het laatste geval kan het bijvoorbeeld informatief zijn om als je je āgrootā gedraagt je toch vanbinnen kunt waarnemen dat je je misschien geraakt voelt: congruentie erkennen is belangrijk. Het kan ook geruststellend zijn dat het innerlijke en het uiterlijke elkaar spiegelen. Je kunt dan van die informatie gebruikmaken. Een ongeduldig uiterlijk zichtbaar trillende voet kan duidelijk maken dat jij zelf of iemand anders ongeduldig is. Dit geeft de mogelijkheid, niet de verplichting, om dit te communiceren.
Het is belangrijk te beseffen dat bewegen zowel emoties en conceptueel denken kan initiĆ«ren en als ook beĆÆnvloeden. In die zin kan het zinvol zijn om na een zogenaamde āoefensessieā de patiĆ«nt te vragen wat dit bewegen hem doet; niet alleen dus qua lichaam, maar ook qua gevoelens of cognitieve inzichten. Als dit niet plaatsvindt dan blijft het bewegen relatief losstaan van de persoon. Misschien dat burn-out onder dansers daarom relatief veel voorkomt, stelt Hackney.
8. Functie-expressie
Functionele- en expressieve aspecten van bewegen vormen onderling een intieme relatie. Hun integratie in een specifieke context creƫert betekenisvol bewegen.
Toelichting: de kleinste verandering in een bewegingselement (body, effort, shape, space) beĆÆnvloedt zowel de functionele- als de expressieve inhoud van de communicatie. Onderzoek als fysiotherapeut altijd (a) hoe een bepaald bewegend functioneren een bepaald nut voor de expressie van de persoon vertegenwoordigd en (b) of die expressie ook werkelijk dat nut oplevert. Peter: manken bij pijn kan zo een communicatieve functie hebben met als doel steun te krijgen, maar die expressie kan averechts werken.
Hackney vertelt over een patiĆ«nte met chronische bekkenpijn die geen verlichting kon vinden binnen het medische circuit. De dame mankte en trok grimassen bij elke stap. Deze dame ontdekte tijdens het werken met de fundamentals dat ze behoefte had te dansen, maar dat ze dit zichzelf nooit toegestaan had omdat ze zich beperkt en lelijk voelde. Hackney liet haar met gesloten ogen ritmisch dansen en als het ware de āinnerlijke danserā tot expressie brengen. Na dit een periode geoefend te hebben verbeterde het musculoskeletale functioneren van de patiĆ«nte. De spierkracht nam toe in natuurlijke kinetische kettingen en de coƶrdinatie was weer op orde. Functie en expressie waren in het bewegen weer verenigd.
Andersom kan evengoed het geval zijn: de expressiviteit van iemand kan toenemen als iemand het functioneren van het lichaam verbetert. Hackney geeft het voorbeeld van een balletdanseres die erg mobiel en vaak licht bewoog, maar moeite had om meer ākrachtigeā expressieve bewegingsstatements te maken. Na fysieke kracht- en stabiliteitstraining van de onderste extremiteit en bekken, lukte dit echter wel. Deze expressieve statement van ākrachtā werkten zelfs door in het dagelijks leven van de balletdanseres.
9. Stabiliteit-mobiliteit
Stabiliserende elementen en mobiliserende elementen interacteren continu om effectief bewegen te produceren.
Toelichting: fundamentals richt zich op het vinden van de actieve connecties van het centrum naar de ledematen, en deze connecties worden vervolgens geactiveerd voor groundig (stabiliteit) of bewegen (mobiliteit). Binnen het werken met de fundamentals zal een fysiotherapeut niet snel zeggen āhoud je schouder stil en laag, terwijl je arm omhoog beweegtā. Maar meer iets in de trend van āstabiliseer door te voelen dat er een connectieve relatie is tussen je scapula en je coccygis. Visualisatie van die connectie kan helpen dit voelen te bevorderen. Mobiliseer (beweeg) door vanuit het laagste punt van je scapula de beweging van je arm te initiĆ«ren.ā
Mobiliteit en stabiliteit ondersteunen elkaar. Een gevoel van grounding geeft de zekerheid om vrijer te bewegen. Soms stabiliseert de patiĆ«nt zichzelf via externe musculatuur. De patiĆ«nt echter leert om met de diepe musculatuur te stabiliseren, dan kan de spanning in de externe musculatuur afnemen. Zowel het stabiliteitsgevoel als de bewegingsvrijheid nemen daardoor toe. Zelfs het verticaal rechtop staan is geen statische pose, het is een dynamische uitlijning. Bij stil rechtop staan is er een dynamisch proces van mobiliteit en stabiliteit gaande om de lijn van āenergieā in de verticaal te houden.
10. Exertion-recuperation
Exertion gevolgd door recuperation is een actieve natuurlijke cyclus die het lichaam gebruikt om zichzelf weer āop te ladenā en de bewegingsvitaliteit te behouden.
Toelichting: elke beweging creĆ«ert tegelijkertijd zijn āreboundā om terug te keren of te verschuiven naar de volgende beweging. In onze cultuur zoeken we recuperatie nogal eens in de vorm van ātotale collapsā en minder vaak in de vorm van een actieve āreboundā naar een ander type beweging om onszelf weer op te laden. Veel patiĆ«nten hebben geen eigen natuurlijke recuperatie frasering in hun leven. Binnen fundamentals is recuperatie een relatief actief proces. In plaats van na langdurig concentreert computerwerk (ƩƩnpuntige directe effort) voor de televisie te gaan hangen of te gaan slapen, zal men binnen fundamentals eerder kiezen voor multifocused indirect effort en dit in beweging ook uit te drukken. Bijvoorbeeld door in de omgeving rond te gaan kijken en op de diverse relaties te gaan letten. Sommige mensen gebruiken deze afwisseling van nature. Anderen hebben er reminders voor nodig. Sommige mensen moeten om te recupereren verandering in body-parts aanbrengen (bijvoorbeeld benen in andere positie) en weer anderen maken shape of space verandering (rompspiralen of uitrekken). Binnen fundamentals helpt de fysiotherapeut de patiĆ«nt zijn eigen exertion-recuperation in bewegingsfrasen te ontwikkelen of te ontdekken. Voor musculoskeletale overbelasting en stressgerelateerde pijnproblematiek is dit natuurlijk een uitermate belangrijk fysiotherapeutisch punt.
11. āFraseringā
Bewegen vindt plaats in frasen. De preparatie en de initiatie van een bewegingsfrase bepaalt het gehele verloop van de actie tijdens de frasen. Kinetische kettingen van musculaire actie worden geactiveerd op het moment van de initiatie, met daarop volgend sequentie en uiteindelijke follow-through om de frasen te beƫindigen. Deze musculaire sequentiering van kinetische kettingen is belangrijker dan spierkracht als het gaat om het produceren van gecoƶrdineerd bewegen.
Toelichting: iedereen organiseert zijn bewegingen in waarneembare- en betekenisvolle sequenties (bewegingsfrasen). Een soort āzinnenā maar dan bestaand uit bewegingen. Deze bewegingsfrasen hebben (a) een initiatie, (b) de hoofd actie (exertion), (c) de āfollow-throughā, en (d) de recuperatie. De innerlijke preparatie in elementen van body, effort, shape, en space organiseert waar de beweging in het lichaam geĆÆnitieerd moet worden wil ze efficiĆ«nt de intentie vervullen. De initiatie bepaalt het gehele proces en pad, die de beweging zal volgen.
Training/therapie moet dus vooral ook het moment van initiatie meenemen wil ze effectief zijn. Zo kunnen sommige patiĆ«nten bij aanvang van een beweging een diepe inademing maken en dit vervolgens vasthouden. De spanning die hierdoor al tijdens de initiatie ontstaat in het bovenlichaam is zichtbaar in het verdere bewegen. De fysiotherapeut zal de patiĆ«nt niet alleen leren om de ontstane spanning tijdens de hoofdactie los te laten, maar vooral ook om al tijdens de initiatie van de taak een juiste intentie te hebben van bijvoorbeeld ālichtheidā. Een goede initiatie voorkomt een āslechte startā. En dat een āslechte startā kan doorwerken in het gehele verdere verloop kennen we vanuit uitdrukkingen als āja, als je er op die manier aan begint dan wordt het natuurlijk niets!ā
Bij het vastleggen van patronen of het herontwikkelen van patronen is het dus belangrijk om de gehele bewegingsfrasen kwalitatief te benaderen. Bewegingsfrasen moet daarom niet geoefend worden in geïsoleerde segmenten, maar als één geheel doorlopen worden. Keer op keer. Als we bij de patiënt een correctie in de beweging willen aanbrengen moet de patiënt altijd weer teruggaan naar het begin van de bewegingsfrase omdat de initiatie immers het gehele verloop bepaald. Als de beweging eenmaal geïnitieerd is zal het bewegingsverloop zich min of meer vanzelf ontrollen.
Spiersequenties en kinetische kettingen zijn belangrijker dan spierkracht als het gaat om het produceren van gecoƶrdineerd bewegen. Dit benadrukt nogmaals het totaal bewegen. Een nadruk op spierversterking binnen bijvoorbeeld de fysiotherapie neigt het bewegen te fragmenteren in geĆÆsoleerde repetitieve bi-fasische bewegingen, zoals flexie en extensie. Trainen vanuit fundamentals ontwikkelt zowel functie als kracht door een variĆ«teit aan gerelateerde bewegingservaringen voor een lichaamsdeel aan te bieden. Niet alleen voor verschillende rollen van musculaire actie via het gebruik van herhalingen, maar vooral ook via variatie in dynamiek, ritme, shaping, en spatiele patronen. Deze āmultifacetedā training reflecteert de complexiteit van functioneren in de wereld.
Deze manier van werken was voor Irmgard Bartenieff als fysiotherapeute enorm belangrijk bij het werken met mensen die beperkte contractiele kracht in de musculatuur hadden. Bovendien was deze benadering ook erg nuttig bij atleten en dansers die een hoog efficiƫnt spiergebruik wilden ontwikkelen zonder overmatige spiermassa. Bijkomend idee was dat door het gebruik van grote kinetische kettingen de zwakkere spieren geholpen werden door de sterkere spieren om te herstellen of zich te ontwikkelen. Door te werken met kinesthetische musculaire ketens voorkomt men exclusieve afhankelijkheid van individuele spierkracht. Het is de geactiveerde keten, een configuratie van verbindingen, die het bewegingsproces stuurt.
12. Persoonlijke uniciteit
Bewegingspatronen, precies zoals het leven, is een unieke persoonlijke reis, een avontuur.
Toelichting: Bartenieff ārepareerdeā niet zozeer een patiĆ«nt maar was meer samen met die persoon op avontuur: nieuwsgierig naar wat er zou gaan gebeuren. Deze attitude van āniet-wetenā zien we ook terug in oplossing gericht werken (Solution Focused Therapy). Er zijn weliswaar basispatronen en principes voor bewegen, maar er is geen vaststaand pad voor elke persoon om volwaardig functioneren te bereiken. Men beweegt immers aanvankelijk zoals op dat moment voor de persoon zinvol is. De unieke geschiedenis van de persoon heeft dus zijn bewegen mee bepaald. Avontuur heeft iets onverwachts en ook iets spannends. Hetzelfde geldt voor het (her)ontwikkelen van je fundamentele bewegingspatronen en die integreren binnen je dagelijkse- of professionele bewegen. We hebben allemaal een stukje āanatomieā en ābewegingsontwikkelingā gemeenschappelijk, maar we zijn tegelijkertijd ook uniek persoonlijk in onze manier van (bewegend)relateren en reageren. Bovendien reageert de wereld weer op ons en wordt deze interactie ook weer in het lichaam opgeslagen. Dus hoe men zich ontwikkeld heeft kan in interactie met de wereld bestendigd worden. In wezen zien wie hier de contouren van een biopsychosociale kijk op bewegen.
Opmerking samenvatter
Voor PsychFysio opleidingen heeft Marieke Delanoy (Certified Laban Movement Analyst) in samenwerking met Peter van Burken een achtdaagse cursus ontwikkeld om dansante elementen naar een fysiotherapeutische setting te brengen: Dansante fysiotherapie op basis van Laban/Bartenieff. Het accent zal liggen op het verbeteren van functioneel bewegen en het verminderen van musculoskeletale pijn. Doelstellingen die meer psychologische van aard zijn kunnen via de Bartenieff fundamentals ook bereikt worden, maar worden alleen behandeld voor zover de ‘stress’ een algemeen herstel belemmerende factor is.