Het psychologisch risicoprofiel voor sportblessures

Naar schatting vinden er in Nederland jaarlijks 1,5 miljoen sportblessures plaats. Daarvan melden meer dan 170.000 zich aan bij een ziekenhuis. De maatschappelijke kosten (behandeling, werkverzuim) zijn aanzienlijk.

Model van stress en sportblessures

De auteurs ontwikkelden midden jaren 80 een model waarin diverse psychosociale factoren in relatie gebracht waren met sportblessures. Deze psychologische variabelen hadden hun impact altijd via de stressrespons  (‘stress-injury’ model). Het model is ondertussen verder wetenschappelijk uitgebouwd.

Het model stelt dat de stress rond de wedstrijd en andere stressoren, de persoonlijkheid en de coping bronnen invloed hebben op de stressreactie. Deze stressreactie verhoogt op zijn beurt de kans op een sportblessure, omdat er dan nadelige veranderingen ontstaan in fysiologie en aandacht. Bij de stressrespons zien we onder andere:

  • verhoogde spiertonus,
  • vernauwing van het visuele veld,
  • verhoogde afleidbaarheid.

Deze factoren verhogen het blessure risico. De verhoging in spiertonus die ontstaat door stress wordt gedeeltelijk veroorzaakt door het gelijktijdig aanspannen van agonisten en antagonisten: een vorm van verstijven. Daardoor kan de spier vermoeid raken, de lenigheid verminderen, en ontstaan problemen met motorcoördinatie en inefficiëntie in bewegen. Stress versmalt ook het aandachtsveld en daardoor wordt een gevaarlijke situatie in het perifere blikveld letterlijk te laat gezien. Ook het reageren in het centrale aandachtsveld kan vertraagd zijn waardoor men een bal misschien wel ziet aankomen maar hem te laat ontwijkt.

Psychosociale invloeden op de stressreactie

Het stress-injury model stelt dat er drie hoofdgroepen van psychosociale factoren zijn die de stressrespons beïnvloeden.

  • Geschiedenis van stressoren,
  • Persoonlijkheid,
  • Coping bronnen.

Geschiedenis van stressoren

Het gaat hier om de stress die de atleet in zijn dagelijks leven ervaart of ervaren heeft.

Levens gebeurtenissen (groot)

Holmes kon in 1970 met zijn bekende Social Readjustment Ratig Scale (SRRS) aantonen dat 50% van de  atleten die in het jaar voorafgaande aan het football seizoen veel stressvolle gebeurtenissen hadden meegemaakt (scheiding, ontslag, etc.), een blessure kregen. Terwijl slecht 9% en 25% van de atleten die in het voorafgaande jaar lichte of matige stress ervaren hadden een blessure kregen.  Een onderzoek uit 1983 laat zien dat stress in het afgelopen jaar niet per se tot ernstiger blessures leidt. Na het oorspronkelijk onderzoek van Homes zijn er minstens 40 ander onderzoeken gedaan naar de relatie tussen stressvolle levensgebeurtenissen en sportblessure risico. Een metanalyse van de auteurs toont dat ongeveer 85% van die studies een relatie tussen levensstress en sportblessure vinden. In het algemeen geldt de regel dat hoe hoger de levenstress, des te groter de kans op een sportblessure. De relatie met positieve levensgebeurtenissen is niet of nauwelijks aanwezig.

Daily Hassles

Ook de dagelijkse irritatie en frustratie kunnen gezamenlijk een bron van stress vormen. Voor een deel hebben ernstige negatieve levensgebeurtenissen juist hun invloed door de vele kleine negatieve veranderingen die daardoor in het dagelijks leven ontstaan. Stressvolle dagelijkse beslommeringen kunnen tot gezondheidsklachten leiden. Stressvolle dagelijkse beslommeringen kunnen tot gezondheidsklachten leiden. De meeste onderzoeken laten echter zien dat stressvolle dagelijkse beslommeringen geen duidelijke relatie hebben met sportblessures. Mogelijk heeft dat te maken met het meten van deze beslommeringen op slechts één moment. Een studie van Fawkner e.a. (1999) onderzocht deze minor levensgebeurtenissen op regelmatige basis en ziet dan wel dat de atleten in de week vóór de blessure meer dagelijkse levenstress hadden. Het routinematige meten van de dagelijkse stressoren kan de sporter erop attenderen wanneer hij een verhoogd risico loopt. Maar meer onderzoek is nodig.

TIP:  Preventieprogramma geeft forse reductie in voorste kruisbandletsels bij jeugdvoetbalsters

Eerdere sportblessures

Onvolledig herstel van een sportblessure of bijvoorbeeld psychologisch nog niet ‘klaar zijn’ voor de terugkeer naar de sport, verhoogt het risico op een recidief. Ook overmatige angst voor een recidief kan de stressrespons versterken waardoor juist het risico verhoogd word. Net zoals bij de dagelijkse stressoren is hier relatief weinig onderzoek naar gedaan. De resultaten zijn gemengd, maar er is enig bewijs dat een eerdere blessure inderdaad een recidief voorspelt. Soms kan een mix van factoren de relatie tussen levenstress en blessures verhogen. Een onderzoek toont bijvoorbeeld aan dat dit geldt voor de combinatie: eerdere blessures, weinig sociale steun, en vermijdende coping.

Persoonlijkheid

Er zijn diverse persoonlijkheid factoren voorgesteld die een relatie hebben met sportletsels. We geven hier een opsomming uit het artikel:

Persoonlijkheidtrek Omschrijven Bewijs
Hardiness Men heeft Commitment, voelt Challenge, en ervaart Control: = 3C´s. Er is onderzoek dat laat zien dat men daardoor stressbestendiger is, maar er is geen onderzoek dat een relatie legt met minder sportblessures.
Locus of Control (LOC) Waar meent men dat de bron ligt van de dingen die men overkomt. Intern (I-LOC) of extern (E-LOC). Soms voorspelt I-LOC soms E-LOC, soms is er geen relatie.
Prestatie motivatie De behoefte om te slagen en falen te voorkomen 1 studie:  geen relatie met sportblessures
Competitive trait anxiety Wedstrijdangst in sport Hoge angst geeft meer kans op blessures of ernstiger blessures.

Hypothese: mensen met angst die dit negatief duiden voor hun sport zijn kwetsbaarder dan diegenen die het positief duiden.

Sensation seeking Het optimale arousal niveau ligt hoger bij deze mensen hoger. Ze houden van de ‘adrenaline rush’ 1 studie: Degene die sensatie vermijdend zijn, zijn juist meer kwetsbaar.
Positieve mind Bestaande uit bijvoorbeeld gefocust zijn, ontspannen, en delen met anderen 1 studie: Minder sportblessures
Stemming 1 studie: negatieve stemming is duidelijk toegenomen voorafgaande aan het sportletsel

1 studie: gespannenheid correleert met meer blessures. Spanning, boosheid, en algemene negatieve stemming correleert met ernstiger letsel

Vitale uitputting Gedeprimeerd, moe, apathisch 1 studie: Meer kans op sportblessure
Agressie, boosheid, dominantie 2 studies:  type-A lopers hebben meer sportblessures

1 studie: naar buiten gerichte boosheid verhoogt de blessure kans.

1 studie: ‘hard zijn’ verhoogt de ernst van de blessure, maar niet de kans. 1 studie:  ‘zacht zijn’ verhoogt ook het risico.

1 studie: dominant zijn verhoogt het risico

Defensief pessimisme 1 studie: pessimisten hebben bij levensstress meer kans op sportblessure dan optimisten. Pessimisten nemen bij blessures minder tijd vrijaf.

 

Coping bronnen

De bronnen om met belastende situaties om te gaan, noemt men copingbronnen. Deze kunnen binnen de persoon liggen, zoals optimisme of extern liggen, zoals veel sociale steun.

  • Algemeen copinggedrag: bijvoorbeeld slaappatroon, voedingspatroon, tijd voor jezelf nemen.
  • Sociale steun: bijvoorbeeld (sport) vrienden hebben die je steunen.
  • Stressmanagement vaardigheden en mentale technieken: bijvoorbeeld arousal reduceren en je kunnen concentreren en kunnen nadenken onder stress.
  • Medicatie: zelfmedicatie of door arts voorgeschreven.

Gebrek aan coping bronnen leid tot grotere stress en zo tot meer sportblessures. Er bestaat redelijk veel bewijs dat copingbronnen:

  • de uitkomst van een sportblessure in directe zin mede bepalen,
  • een indirecte invloed heeft via het beïnvloeden van de relatie tussen levensstress en sportblessures. Levensstress heeft bijvoorbeeld veel minder negatief effect op het krijgen van een sportblessure als er veel sociale steun is. Waarschijnlijk is het zo dat veel sociale steun beschermt en weinig sociale steun juist de effecten van stress op sportletsels versterkt. Een mooi voorbeeld daarvan betreft een onderzoek onder balletdanser: als er veel sociale steun was voorspelde veel levensstress niet de sportblessures, als er weinig sociale steun was kon levensstress juist 50% van de sportblessures verklaren. Ander onderzoek laat een getal van 22-30% zien.

Wel is het zo dat niet iedere onderzoeker dit verband vindt.

Lage sociale steun kan de stressreactie op levensstressoren versterken, voorbeeld  in de vorm van een sterkere perifere vernauwing van de waarneming (Andersen, e.a. 1999).

Een onderzoek laat zien dat zowel de sociale steun laag moet zijn als de stressmanagement vaardigheden wil er een negatieve invloed zijn tussen levensstress en sportblessures. Er één hoog hebben beschermt dus al.

Onderzoek naar de rol van sociale steun lijkt het best onderbouwd, de ander twee coping bronnen moeten nog betere onderzocht worden.

De stressrespons

De gevolgen van de stresrespons kunnen de sporter kwetsbaarder maken voor een sportblessure:

  • toegenomen spierspanning,
  • vernauwing van het visuele veld,
  • verhoogde afleidbaarheid.

Op zich is het verbazingwekkend dat er weinig onderzoek gedaan is naar de relatie tussen de uitingen van de stressrespons en sportblessures.

Een onderzoek van Andersen (1988) vindt wel een verhoogde spiertonus tijdens stress, maar geen toegenomen blessurerisico onder de algemene populatie. Misschien is die relatie er wel bij risicogroepen.

2 studies: Atleten die veel stressvolle levensgebeurtenissen hadden in het afgelopen jaar ervaren tijdens een stressvolle laboratorium taak meer spanning en meer visuele vernauwing.

Atleten met veel stressvolle levensgebeurtenissen hebben tijdens een stressvolle laboratorium taak een sterkere vertraagde verwerking van informatie in het centrale deel van het visuele veld en een sterkere vernauwing van het perifere veld. Dit is nog sterker als men ook laag scoort op coping bronnen (Williams, e.a. 1991).

Atleten met weinig sociale steun, maar met veel levensstress en perifere visuele vernauwing tijdens laboratoriumstress, krijgen meer sportblessures. Het verklaarde 26% van de sportblessures.  Dit gold niet als er hoge sociale steun was (Andersen, e.a., 1999)

Perifere visuele vernauwing kan voor 8% de relatie tussen levensstress en sportblessures verklaren (Rogers, ea., 2005).

Interventies die het risico op sportblessures verlagen

Dit is het minst onderzochte gebied van het stress-injury model. Het model suggereert twee ingangen voor interventie:

De interpretatie van de stressvolle gebeurtenis beïnvloeden en de stressrespons (fysiologie/aandacht) beïnvloeden. Bovendien kunnen  de copingbronnen en de persoonlijkheidsfactoren beïnvloed worden.

Veel interventies zijn goed beschreven in de literatuur:

  • Denkstop techniek,
  • Cognitieve herstructurering (zoals positiever leren denken)
  • Fysiologische arousal verlagen
  • Communicatie training voor coaches
  • Verbeeldingoefeningen
  • Sociale steun verhogen

Er zijn weliswaar bemoedigende aanwijzingen dat dergelijke interventies de blessurekans verlagen, maar de methodologische kwaliteit van de onderzoeken zijn helaas niet al te hoog.

Een voorbeeld van beter onderzoek: het betreft een prospectieve studie waarin voorafgaande aan het wedstrijdseizoen de turnsters in 16 sessies een aantal stressmanagement technieken aanleerden. Er was ook een controle groep die deze interventie niet kreeg. De stressmanagement groep was in de daarop volgende wedstrijd periode duidelijk minder gespannen en de uitvaltijd door blessure was met 50% verlaagd (Kerr, e.a., 1996). Hoewel  deze bevindingen bij een grotere groep onderzocht moet worden, zijn ze zeker bemoedigend.

Helaas zijn er slechts twee onderzoeken gedaan die zich selectief richten op risicogroepen van sporter. De kans dat men daar sterkere positieve effecten vindt van de psychologische interventies op sportblessures, is aannemelijk.

  • Johnson e.a. (2005) geven voetballers die een hoog psychologisch risicoprofiel hebben voor een sportblessure een interventie van 6 sessies. De controle groep kreeg dit niet. De reductie in sportblessures is aanzienlijk en statistisch significant. Het richten op risicogroepen blijkt kosteneffectief.
  • Maddison, ea. 2005 vinden soortgelijke resultaten met een stressmanagement programma bij atleten met een verhoogd psychologisch risicoprofiel.

Samenvattend kan men concluderen dat het als fysiotherapeut zinvol is het psychologische risicoprofiel van de atleet in kaart te brengen en vervolgens de stressmanagement interventie te richten op de sporter met een verhoogd blessurerisico.

TIP:  Effectief oefenprogramma om de kwaliteit te verbeteren van de landing na een sprong

Williams, J. M., Andersen, M.B. (2007). Psychosocial antecedents of sport injury and interventions for risk reduction. Handbook of sportpsychology. G. Tenenbaum, Eklund, R.C. New Jersey, John Wiley & Son: 379-403.

Peter van Burken

Peter van Burken

Psycholoog / ex-fysiotherapeut. Auteur van Gezondheidspsychologie voor de fysiotherapeut en het boek Mindfulness en Fysiotherapie. Initiator en docent Psychfysio opleidingen.

Zin in een leuke en boeiende cursus?

Kijk dan hier voor inspiratie!

" 3000+ tevreden fysiotherapeuten gingen je voor. "

Nieuwsbrief

Elke twee weken 3 samenvattingen voor fysiotherapeuten. Gratis, al 17 jaar. 6000+ fysiotherapeuten gingen je voor.

Database met 1500+ artikelen

Voorjaar 2023

Werken met beleving en emotie binnen de fysiotherapie

3 dagen. Start 15 mei 2024. Prijs € 595,-…

Acceptance and Commitment Therapy bij pijn

3 dagen. Start 7 juni 2024. Prijs € 495,-…

Pijn- en Stressmanagement technieken

3 dagen. Start 31 mei 2024. Prijs € 595,-…

Vrouw doet pilates oefeningen en voorkomt daardoor rugpijn.

Fysiopilates opleiding

9 dagen. Start 10 september 2024. Prijs € 1395,-…

De Mindful Fysiotherapeut

8 dagen. Start 12 september 2024. Prijs € 1395,-…

Dansante Fysiotherapie op basis van Laban/Bartenieff

8 dagen. Start 20 september 2024. Prijs € 1395,-…

Vrouw stretcht mindfull tegen rugpijn.

Belevingsgericht lichaamswerk binnen de fysiotherapie

5 dagen. Data 2025 volgen. Prijs € 995,- Bij…

kngf-logo-klein
keurmerk-fysiotherapie-logo-klein
crkbo_instelling_rgb