1. Fysiotherapie in relatie tot het biopsychosociale model

Het hoofdstuk geeft een overzicht van het biopsychosociale model en beschrijft de samenhang met verschillende andere modellen, zoals het MDBB-model, de ICF, de ABCD-classificatie van Lane, het SORC-model en SCEGS. De geschiedenis van het biopsychosociale model wordt kort aangestipt. Daarnaast wordt het verschil uitgelegd tussen een biomedische en een biopsychosociale benadering en hoe dit tot uiting komt in de relatie patiënt-fysiotherapeut, de manier van luisteren en de status van psychologische factoren. Psychologische factoren zijn in het biomedische model een vorm van hinderlijke ruis, terwijl ze in het biopsychosociale model een belangrijk onderdeel van de klacht (en de behandeling) kunnen vormen.

Samenvattingen van recente wetenschappelijke artikelen

Nummer Titel
5_11_3 Meer genuanceerd naar de ‘evidence’ van behandel interventies kijken.
5_05_3 Een strategie voor het meten van het effect van psychologische interventies in de eerste lijn.
4_12_1 De waarde van gezondheidspsychologie voor fysiotherapeuten.
4_04_2 Kunnen psychologische factoren wel of niet chronische aspecifieke nekklachten voorspellen?
3_15_2 Korte scholing kan behandelfilosofie van fysiotherapeut verbeteren.
3_10_2 Nocebo-effect activeert negatief lichaamsgevoel in de hersenen.
3_10_1 Pijngedrag, een miskende dimensie binnen de fysiotherapie.
3_08_1 Stemming bepaalt pijntolerantie in til-taak bij patiënten met chronische lage rugpijn.
3_04_1 De hersenen van patiënten met chronische aspecifieke rugpijn vormen een uitdaging voor de fysiotherapeut.
2_16_4 Fysiotherapeuten kunnen een communicatiestijl toepassen die past bij een biopsychosociale benadering, maar er is ruimte voor verbetering.
1_01_3 Psychologische factoren kenmerkend voor verschil tussen specifieke en aspecifieke schouderpijn.
1_01_2 Cognitief-affectieve verklaringen voor pijn nog te beperkt toegepast door fysiotherapeuten.

 

Links