Tenniselleboog door het compenseren van een glenohumerale endorotatie beperking
Een beperkte glenohumeraire endorotatie kan onopgemerkt bijdragen aan laterale epicondylitis. Pijn compenseert via meer polsflexie en overbelasting van de extensoren. Onderzoek naar mobilisatie van endorotatie en corrigerende motoriek is noodzakelijk.
De epicondylitis lateralis humeri (tenniselleboog) werd voor het eerst in 1873 beschreven. De meeste auteurs zijn het er over eens dat het een angiofibroblastische tendinosus betreft als gevolg van herhaalde microtrauma door overbelasting. Het verschil tussen een tendinosus en een tendinitis is dat de tendinitis gekenmerkt wordt door een toename van lokale lymfocyten en neutrofielen terwijl een tendinosus vooral gekenmerkt wordt door fibroblastische en vasculaire hyperplasie. De therapieresistente gevallen hebben vaker een bijkomende aandoening zoals cervicale radiculopathie, nervus radialis entrapment of een radiohumerale bursitis. Dat een beperkte endorotatie glenohumeraal een predisponerende factor kan zijn is nog niet eerder beschreven. De auteurs melden dat ze bij een groep van 19 patiënten met een tenniselleboog altijd een beperkte glenohumerale endorotatie aantroffen, die echter niet symptomatisch was en waar de patiënt geen weet van had. Bij navraag kon de patiënt zich wel vaag enige pijn in de schouder/nek regio herinneren, maar die werd op een gegeven moment overschaduwd door de pijn in de elleboog. In het vervolg van het artikel theoretiseren de auteurs over de mogelijke rol van een dergelijke endorotatie beperking in het veroorzaken van de tenniselleboog. De capsulogene beperking is vooral in endorotatie richting, terwijl de klassieke beschrijving van een capsulair…
Premium artikel
Toegankelijk voor fysiotherapeuten die ingeschreven zijn op de nieuwsbrief. Nog niet ingeschreven? Meld je kosteloos aan voor de nieuwsbrief en krijg direct toegang tot alle premiumartikelen.
