Chronische musculoskeletale pijnklachten deels door genen, deels door omgeving

Kinderen van wie de ouders chronische musculoskeletale pijnklachten hebben, lopen een groter risico zelf ook klachten te ontwikkelen. Deels kan dit verklaard worden door genetische factoren, maar ook omgevingsfactoren spelen een rol. Zowel overgewicht als inactiviteit vergroten de kans dat het kind ook pijnklachten krijgt.

Recente onderzoeken tonen aan dat pijn van de ouders sterk geassocieerd is met de prevalentie van chronische musculoskeletale pijn (CMP) bij hun kinderen, zowel tijdens de puberteit als in volwassenheid. Deze inter-generationele overdracht van CMP kan worden verklaard door zowel erfelijkheid als een gedeelde omgeving. Er wordt gesuggereerd dat de genetische invloed groter is bij ernstiger pijnklachten. Het nageslacht dat genetisch gevoeliger is om CMP te ontwikkelen zijn kwetsbaarder voor andere risicofactoren voor CMP, zoals fysieke inactiviteit en obesitas. Regelmatige fysieke activiteit en een gezond lichaamsgewicht zijn beide geassocieerd met een verminderd risico op pijn in nek en schouders, lage rug en bovenste extremiteiten. In deze studie bekijken de onderzoekers prospectief het risico dat de kinderen CMP ontwikkelen in relatie tot pijn bij de ouders en of deze associaties gemodificeerd worden door de Body Mass Index (BMI) en fysieke activiteit.

Methode

In een langlopende studie, de HUNT-studie, zijn gegevens van een grote groep inwoners van Noren verzameld in 1984-1986, 1995-1997 en in 2006-2008. De deelnemers aan dit onderzoek zijn 20 jaar of ouder. Op alle drie de meetmomenten zijn leefstijl en gezondheid uitgevraagd door middel van vragenlijsten en klinisch onderzoek. Informatie over musculoskeletale pijn werd alleen in de laatste twee metingen meegenomen. Hierdoor konden 36.415 participanten konden benaderd.
Om musculoskeletale pijn te meten vulden de deelnemers de Standardized Nordic Questionnaire in. Daarin werd gevraagd naar pijn, fysieke activiteit, werk.

Resultaten

Uiteindelijk deden er 4.742 trio’s mee aan het onderzoek, van wie zowel de gegevens van de beide ouders als het kind bekend was. Van de 4.742 kinderen ontwikkelde 1.700 (35,8%) dochters en zonen CMP. Zowel CMP bij de vader als de moeder was geassocieerd met CMP bij het kind. Het risico op CMP was niet groter als beide ouders klachten hadden. Het activiteitenniveau dat samenhing met CMP van de kinderen bleek sterker geassocieerd met klachten van de moeder dan van de vader. Als de ouders CMP hadden, was de kans dat het kind CMP ontwikkelde groter als het kind een lager activiteitenniveau had, dan wanneer het kind actief was. Ook ontwikkelde kinderen met overgewicht of obesitas vaker CMP dan kinderen met normaal gewicht.

Opmerking samenvatter

Of kinderen van ouders met CMP ook chronische musculoskeletale pijn ontwikkelen, heeft deels een genetische component, maar ook omgevingsfactoren spelen een rol. Zowel fysieke inactiviteit als obesitas vergroten de kans op het ontwikkelen van CMP, maar of fysieke activiteit en een gezond gewicht de genetische relatie modificeren is nog onvoldoende duidelijk. Fysiotherapeuten moeten extra bedacht zijn op de ontwikkeling van chronische pijn als jongen mensen ouders met chronische pijn hebben.