Krachtrichting en positie arm van belang bij testen pectoralis
13/11/2017 |


Krachtrichting en arminstelling sturen welke pectoralisvezels echt bijdragen aan de gemeten kracht.
Onderzoek naar de pectoralis major toont dat kracht en spieractivatie variëren met krachtrichting en armrotatie. MVIC gecombineerd met oppervlakte‑EMG vergelijkt claviculair en sternaal aandeel. Belangrijk voor het beoordelen van gerichte functies en differentiële zenuwletseldiagnostiek.
Het onderzoeken van de spierkracht van de m. pectoralis major kan essentieel zijn voor patiënten die blessures kregen tijdens het sporten of door tillen. De pectoralis major kan opgedeeld worden in een claviculair deel (PMc) en sternaal deel (PMs). Voor mensen met blessures aan de plexus brachialis of cervicale ruggenmerk is deze opdeling van belang om de betrokkenheid van bepaalde zenuwwortels te testen. Het differentiëren tussen deze twee delen met manuele testen wordt soms beschreven als horizontale adductie van de arm tegen de weestandsrichting van de bovenste en onderste oblique, maar de exacte details van de uitvoering van deze test zijn vaak niet beschreven, de validiteit is niet bekend en de bijdrage van andere functie-gerelateerde spieren (zoals de m. deltoïdeus en de m. latissimus dorsi) is nog onzeker. Hoewel manuele spiertesten in een klinische setting heel bruikbaar zijn is de sensitiviteit discutabel. Een kwantitatieve meting zoals de maximale vrijwillige isometrische contractie (MVIC) is een andere optie. De MVIC-methode met een dynamometer geeft mogelijk meer objectieve en betrouwbaarder gegevens, maar een nadeel is dat er meer dan een spier tegelijk wordt geactiveerd. Om dat probleem op te lossen kan EMG gebruikt worden om te differentiëren tussen de activiteit van synergetische spieren.…
Premium artikel
Toegankelijk voor fysiotherapeuten die ingeschreven zijn op de nieuwsbrief. Nog niet ingeschreven? Meld je kosteloos aan voor de nieuwsbrief en krijg direct toegang tot alle premiumartikelen.

