Hoe bevraag je de psychosomatische competentie?


De psychosomatische competentie geeft inzicht in hoe patiënten lichaamssignalen waarnemen, begrijpen en reguleren. Dit artikel beschrijft hoe je deze competentie kunt bevragen en toepassen binnen de fysiotherapeutische praktijk.
Het waarnemen van de eigen lichamelijke toestand speelt een fundamentele rol in de menselijke fysiologie en het gedrag. Oorspronkelijk werd interoceptie beperkt tot het waarnemen van sensaties vanuit de ingewanden, maar binnen dit artikel wordt een bredere definitie gebruikt. Interoceptie verwijst hier naar het waarnemen van alle innerlijke lichaamsinformatie, ongeacht van welke bron deze komt.
Interoceptie speelt een rol binnen de drie dimensies van het biopsychosociale model. In een eerder artikel van Fazekas, e.a. (2021) over het psychosomatisch competentie model bespraken we de details van dit model en de rol die interoceptie speelt in de zelfregulatie rondom gezondheid. Het huidige artikel dat we bespreken beschrijft een door de auteurs (Fazekas, e.a., 2022) ontwikkelde vragenlijst die precies aansluit bij het psychosomatisch competentie model.
Psychosomatische intelligentie
Er is een wisselwerking tussen interoceptieve bottom-up informatie en daaraan gerelateerde cognitieve top-down invloeden. Dat laatste kan men psychosomatische intelligentie noemen. Deze intelligentie beïnvloedt onder andere het interoceptieve bewustzijn, de inventarisatie van interoceptieve signalen, interoceptief leren, interoceptief geheugen, bewuste interoceptieve voorspellingen, lichaamsgerelateerde besluitvorming en bewuste zelfregulatie op basis van somatische informatie. In een notendop zien we hier in andere bewoordingen de contouren terug van het eerder besproken psychosomatisch competentiemodel.
Voor (psychosomatisch) fysiotherapeuten is het zinvol om het concept van psychosomatische intelligentie en psychosomatische competentie op te nemen in hun denken en handelen. Psychosomatische intelligentie steunt voor een deel op een algemeen component van intelligentie. Het is aannemelijk dat patiënten met een hogere psychosomatische intelligentie beter zijn in het detecteren, interpreteren en reguleren van interoceptieve signalen dan patiënten met een lagere psychosomatische intelligentie. Bovendien kunnen ze deze signalen beter omzetten in adequaat intern of extern gedrag.
Zo zal een patiënt met een hogere psychosomatische intelligentie bijvoorbeeld eerder signaleren dat er een gebrek aan lichaamsbeweging is, wat nadelig voelt voor zijn lichamelijke en mentale welzijn. Deze patiënt kan gemakkelijker manieren vinden om meer bewegen in het dagelijks leven te integreren. Ook kan een patiënt die psychosomatisch competent is voorkomen dat hij of zij te lang lichamelijke signalen onderdrukt die wijzen op een verhoogde staat van stress. Kortom, interoceptie en verwachtingen ten aanzien van interoceptie (match/mismatch) spelen een belangrijke rol in de regulering van gezondheidsgedrag.
Een nieuwe vragenlijst
De auteurs van het onderzoek dat we hier bespreken, constateerden dat er nog geen vragenlijst was die deze elementen van psychosomatische intelligentie en competentie bij de patiënt in kaart bracht. Ook de Multidimensional Assessment of Interoceptive Awareness (MAIA) mist dit aspect. De onderzoekers willen daarom een vragenlijst samenstellen die interoceptief bewustzijn, cognitieve beoordeling en bewuste zelfregulatie meet.
In figuur 1 staat het psychosomatisch competentie model. Het gaat bij de vragenlijst om de lus die bovenlangs loopt. Fazekas, e.a. geven de volgende nuanceringen aan. Er zal alleen sprake zijn van psychosomatische intelligentie als de te ontwikkelen vragenlijst daadwerkelijk correleert met algemene intelligentiematen; anders betreft het meer een psychosomatische competentie in plaats van intelligentie.


Fig 1. Het psychosomatisch competentiemodel
Methode
Met het concept van psychosomatische intelligentie in het achterhoofd hebben drie psychologen en twee artsen tijdens achttien werkgroepbijeenkomsten voor vijf dimensies van psychosomatische intelligentie, een groot aantal items gedefinieerd. Daarbij waren ook regelmatig 25 collega’s en studenten betrokken. De vijf dimensies van psychosomatische intelligentie waren: interoceptief bewustzijn, inventarisatie, analyse van incongruenties, kennis en zelfregulatie.
Intermezo
Voor de lezers is het handig te weten dat de uiteindelijke vragenlijst sterk aansluit bij deze theorie van psychosomatische intelligentie. Alleen het item zelfregulatie wordt opgesplitst in algemene zelfregulatie en stresservaring & stressregulering. En de bewoording van de zes schalen werd een klein beetje aangepast. Zie figuur één van het psychosomatisch competentie model. Tot slot: de auteurs hebben besloten om het geen psychosomatische intelligentie te noemen wat de vragenlijst meet, maar een competentie. Dat heeft te maken met het feit dat tijdens de validering van de vragenlijst de vragenlijst niet met intelligentie bleek te correleren, maar wel met zelfregulatie en eigen effectiviteit.
Van 100 naar 44 vragen
In een aantal vervolgstappen werden de aanvankelijke 100 items gereduceerd tot 44 items. Daartoe werden de items voorgelegd aan collega’s en verwijderd of gecorrigeerd. De lijst werd getoetst met een hardopdenkmethode bij negen personen om te controleren op begrijpelijkheid. De 90 items die overbleven, werden onderzocht op de factorstructuur bij 177 personen. Daarmee kon de vragenlijst teruggebracht worden tot 65 items. In een veldtest met 103 respondenten kwamen uiteindelijk zes factoren naar voren. De auteurs geven deze factoren op inhoudelijke gronden de namen zoals in figuur één van het psychosomatisch competentie model beschreven is. Om de vragenlijst hanteerbaar te maken, werden items verwijderd die relatief weinig bijdroegen aan een van de zes factoren. Daardoor ontstond de uiteindelijke lijst van 44 items.
Validatie
Deze schaal werd wederom voorgelegd aan een nieuwe groep respondenten die ook een aantal andere vragenlijsten invulden met betrekking tot intelligentie, aandacht, bewustzijn en zelfregulatie. Dit om te bepalen wat de validiteit van de nieuwe vragenlijst was. Daaruit bleek dat de nieuwe vragenlijst niet correleert met algemene intelligentie (zie intermezzo), maar vooral met zelfregulatie en eigen effectiviteit. Daarom meenden de auteurs dat de vragenlijst een competentie meet en geen intelligentie.
Voorbeelditems ter inspiratie, vrij vertaald
Voor zover wij konden achterhalen, is de vragenlijst niet vertaald en getoetst in het Nederlands. Hieronder geven wij van elk van de zes schalen een paar voorbeelditems weer. Mogelijk dat dit de fysiotherapeut richting geeft in wat hij de patiënt kan vragen rondom de psychosomatische competentie.
Bijvoorbeeld items zijn:
| Code | Item |
|---|---|
| 1-I | Ik ben me ervan bewust hoe de fysieke toestand van andere mensen (bijvoorbeeld opwinding, kalmte, nervositeit) mij beïnvloedt. |
| 1-I | Ik merk verschillende fysieke reacties op, afhankelijk van de omgeving (bijvoorbeeld een prettige of onaangename sociale omgeving). |
| 1-I | Als ik iets onaangenaam vind (bijvoorbeeld gesprekken, aanrakingen), herken ik de oorzaken daarvan. |
| 2-M | Ik kan mijn fysieke welzijn nauwkeurig aan anderen overbrengen. |
| 2-M | Ik kan mijn stemmingen nauwkeurig beschrijven. |
| 3-LCC | Ik ben in staat om de oorzaken achter mijn fysieke sensaties te herkennen. |
| 3-LCC | Als ik mezelf fysiek inspan, kan ik gemakkelijk inschatten hoeveel ik van mezelf kan vragen. |
| 3-LCC | Ik bereik mijn doelen, zelfs als ik daarvoor plezierige dingen moet opgeven. |
| 4-AZR | Zelfs als alles plotseling misgaat, blijf ik in staat om actie te ondernemen. |
| 4-AZR | Ik laat me niet afleiden van mijn oorspronkelijke doelen, zelfs als ik terugval in negatieve gewoontes. |
| 5-SER | Als ik merk dat ik minder energie heb dan verwacht, weet ik waarom dat zo is. |
| 5-SER | Als ik ontevreden ben over mijn levenssituatie, weet ik wat de oorzaak is. |
| 5-SER | Als ik me plotseling lichamelijk zwak voel, weet ik waarom. |
| 6-LGG | Ik weet precies hoeveel lichaamsbeweging ik nodig heb om me lichamelijk goed te voelen. |
| 6-LGG | Ik weet precies wat ik kan doen om me lichamelijk goed te voelen. |
| 6-LGG | In bepaalde situaties (bijv. vergaderingen, autorijden) waarin ik niet aan mijn fysieke lichaamsbeweging kan voldoen, heb ik een methode om mezelf te reguleren. |
| 6-LGG | Ik weet welke soorten voedsel ik goed verdraag en welke niet. |
- I = Interoceptief gewaarzijn
- M = Mentaliseren
- LCC = Lichaamsgerichte cognitieve congruentie
- AZR = Algemene zelfregulatie
- SER = Sresservaring en stress regulatie
- LGG = Lichaamsgerelateerde gezondheidvaardigheden
Opmerking samenvatter
Het psychosomatisch competentiemodel is goed theoretisch onderbouwd. Ze sluit ook aan bij de commonsense die (psychosomatisch) fysiotherapeuten al hebben op het gebied van stress en psychosomatiek. Want in essentie gaat het erom dat de patiënt (a) stress of fysieke signalen waarneemt, (b) er ‘iets’ over weet in specifieke of algemene zin, en (c) de vaardigheid heeft om daarin te reguleren.
Het mooie van het model is dat het een gedetailleerd uitgewerkt geeft en dat er nu ook een vragenlijst is. Bovendien zorgt het model dat autoregulatie een duidelijke plaats krijgt (onderste lus). Daarmee wordt voorkomen dat er eenzijdig gericht wordt op bewuste controleprocessen. Want feitelijk is het zo dat zelfregulatie steunt op het evolutionaire fundament van de autoregulatie.
